 |
Objectnummer |
SM 002544.07
|
Instellingsnaam |
Stedelijk Museum Ieper |
Titel |
Gezicht op enkele zalen van de Salon van Brussel in 1863 |
Vervaardiger |
Louis Ghémar (fotograaf) |
Beschrijving |
Foto van enkele zalen van de Salon van Brussel in 1863, ondergebracht in een tijdelijk houten paviljoen op het Troonplein, uit een uitzonderlijk album met veertien grote foto's over de Tentoonstelling van Schone Kunsten in Brussel in 1863, genomen door Louis Ghémar, hoffotograaf. Als minister van Binnenlandse Zaken werd Alphonse Vandenpeereboom bij K.B. van 10 februari 1863 de inrichting van deze tentoonstelling toevertrouwd. Als aandenken zou hem dit album geschonken worden. Gezien het volledig handgemaakt en gepersonaliseerd is, zullen er wel niet veel exemplaren vervaardigd zijn. Jaarlijks werd er in het negentiende-eeuwse België een grote tentoonstelling van Schone Kunsten - de "Salon" - opgezet, die afwisselend plaatsvond in Antwerpen, Brussel of Gent. Op 1 mei 1863 bekrachtigde Vandenpeereboom bij M.B. het reglement van deze salon die plaatsgreep tussen 1 augustus en 30 september 1863. Ze werd wegens succes met twee weken verlengd. De Salon was een massamanifestatie: de jury aanvaardde minstens 1272 werken, van 721 Belgische en buitenlandse kunstenaars (waaronder welgeteld 32 vrouwen). Voor het organiseren van een dergelijke omvangrijke tentoonstelling beschikte Brussel in 1863 nog niet over een permanent gebouw dat groot genoeg was. Er moest dan ook een tijdelijke houten constructie opgetrokken worden, smalend de "barak" genoemd, en wel op het Troonplein. Het dak was volledig in glas. Dat het dak niet waterdicht was bewijzen de sporen van waterinsijpeling op het textiel gespannen over de houten wanden. Het kon nog erger. Na een hevig zomerse onweersbui was een slecht gefixeerde glazen ruit naar beneden gevallen en had daarbij het schilderij "Après l'orage" (hoe toepasselijk...) van Edmond De Schampheleer doorboord. De barak was verdeeld in 10 zalen waarvan de doorgangen met rode gordijnen en volants versierd werden. Meubilair was spaarzaam: we zien in de tweede zaal een grote ronde zitbank bekleed met rood fluweel die ook als sokkel voor een beeld gebruikt werd. Gezien het grote aantal aanvaarde inzendingen (van zeer klein tot reuzengroot) en de beperkte tentoonstellingsruimte werden de kunstwerken in dichte drommen en in rijen boven elkaar gepresenteerd. De beste plaats was "à la rampe", de onderste rij op ooghoogte. In Brussel hingen de onderste schilderijen normaal op 70 cm van de vloer maar de "Société des artistes belges" stelde voor om dit te verlagen tot 50 cm (zodat de hoogst geplaatste werken toch nog wat zouden zakken). Tot deze vereniging behoorden o.a. kunstenaars als Charles Billoin, Jean Carolus, Charles Degroux of Edmond De Schampheleer, die allemaal aan de salon deelnamen en van wie het Yper Museum werk bezit. Hoe hoger het kunstwerk hing hoe moeilijker het bewonderd kon worden, laat staan verkocht... Een speciale jury bepaalde welke plaats ieder kunstwerk kreeg en had dus veel macht: ze drukte hiermee haar persoonlijke appreciatie uit. Om willekeur tegen te gaan werd deze jury samengesteld door kunstenaars toegelaten tot de salon. In 1863 kozen ze de schilders Jean Portaels, Henri Leys, Théodore Fourmois, Paul Claeys en Louis De Taye; de beeldhouwers Eugène Simonis en Joseph Ducaju; architect Alphonse Balat en graveur Joseph Franck. Schilders als Charles Degroux, Jean Robie en Alfred Stevens haalden het net niet. Schilders sturen hun werk ingelijst naar de tentoonstelling. Dit waren meestal lijsten gemaakt uit hout en verguld gips, bijzonder kwetsbaar dus. Om ze bij het versturen extra te beschermen werden ze soms in een zwarte houten bak geschroefd. Op deze foto's zien we dat deze tweede bescherming nog rond heel wat werken behouden bleef. Een aantal van de kunstwerken op deze foto konden achterhaald worden. Aan de rechterkant een rij beelden waaronder het borstbeeld van een man die ons aankijkt. Het beeld erachter is van de hand van Emile Chatrousse: "La petite vandangeuse; statue; marbre" (cat. 169: de kleine druivenplukster). Hij had dit beeld in 1863 net voltooid en verkocht het in 1866 aan het Musée de Grenoble waar het nog altijd bewaard wordt (inv.nr. MG 532, 97 x 35 x35 cm). Het grote schilderij uiterst links, op ooghoogte, is ook van de hand van een Fransman: Charles-Louis Müller. Zijn werk heet "Le jeu" (cat. 818: het spel) en meet 196 bij 288 cm. De Franse Staat kocht dit werk en gaf het in depot aan het Palais des Beaux-Arts in Rijsel, waar het zich nog altijd bevindt. Op de bovenste rij, links van de doorgang naar de volgende zaal hangt een groot werk van de Belgische schilder Virginie Bovie. Zij was één van slechts 32 vrouwen waarvan er kunstwerken op deze tentoonstelling te zien waren. Bovie schilderde grote historiestukken waarvan er twee tot de Salon van 1863 toegelaten werden. Hier zien we "Le caveau des Capulets" (cat. 99: de kelder van de Capulets), geïnspireerd door het toneelstuk "Romeo en Julia" van Shakespeare. Op 3 augustus, kort na de opening van de Salon, zou Bovie in een brief aan de directie protesteren tegen het feit dat haar doek zo hoog gepresenteerd werd: "Le caveau des Capulets se trouve au Salon, à une hauteur qui le défigure et qui détruit l'harmonie des lignes et sous une lumière qui l'écrase". Ze hoopte haar werk te verkopen aan een Britse verzamelaar die het eerder op de Salon van Den haag bewonderd had en belangstelling toonde. Deze kunstliefhebben zou binnekort de Salon van Brussel bezoeken en Bovie vreesde dat "les conditions défavorables dans lesquelles ca tableau se trouve au Salon, vont nuire et probablement faire manquer une affaire sur le résultat de laquelle je croyais déjà pouvoir compter". Vijf dagen nadien drong ze opnieuw aan om maatregelen te treffen en verzoekt om haar doek 75 centimer lager te hangen. Of hierop werd ingegaan is weinig waarschijnlijk. Onder haar werk, "à la rampe" of op ooghoogte hing een populair schilderij van de Fransman Hippolyte Bellangé, gespecialiseerd in het schilderen van veldslagen en militaire acties. Hieronder heel wat doeken die verband houden met Napoleon en zijn oorlogen. Op de Salon van 1863 toonde hij drie werken waaronder we hier het schilderij "Episode da la retraite de Russie" zien (cat. 31: een episode uit de terugtrekking uit Rusland). In 1865 zou een prent naar dit werk verschijnen in het Britse magazine "The Illustrated London News". Uiterst rechts hangen vier schilderijen boven elkaar waarvan het tweede, van onderaan gezien, geschilderd werd door Victor Van Hove: "Jeune mère allaitant son enfant" (cat. 1166: jonge moeder geeft haar kind de borst). De catalogus vermeldt nog dat de eigenaar Arthur Stevens was. Deze broer van de kunstschilders Alfred en Joseph Stevens was een kunsthandelaar, liefhebbers wisten dus meteen tot wie ze zich moesten richten indien ze dit werk wilden kopen. |
Datum |
1863 |
Objectnaam |
foto |
Techniek |
gefotografeerd |
Deel van |
SM 002544
|
|
|
 Klik op de foto om deze te vergroten.
|